24-26 juli: het Titicacameer en de eilanden

26 07 2010

Zaterdagmorgen opnieuw vroeg uit de veren om te vertrekken naar Puno. Onderweg reden we een stuk op de transatlantische highway, een weg van in Brazilië aan de Atlantische oceaan tot aan de kust van Peru aan de Stille oceaan. Het landschap begon kaler te worden, enkel grassen en lage struiken groeien hier op de hoogvlakte. Tijdens de stops konden we genieten van uitzichten op helblauwe meren met hier en daar zelfs wat flamingo’s! Jeroen begon ondertussen meer en meer last te krijgen, van de hoogte of één of ander virus of nog iets anders. Er zijn hier echter genoeg vrouwen in de groep om hem te verzorgen.

De stad Puno ligt aan de oevers van het Titicacameer, spreek uit als titichacha wat zoveel betekent als grijsgekleurde poema.  Heel veel is er hier niet te zien, maar het is best een gezellig stadje. Zaterdagmiddag hebben we wat rondgewandeld in het centrum, een kijkje gaan nemen aan het haventje en de lokale markt bezocht. Puno wordt echter vooral gebruikt als uitvalsbasis om de eilanden op het Titicacameer te bezoeken, en dat is ook wat wij zouden doen.

Zondagmorgen vertrokken we met de fietstaxi’s naar de haven, waar we eerst nog wat geschenken voor onze nieuwe ‘mamas’ gingen kopen: rijst, suiker, pasta’s, fruit,… Deze nacht zouden we niet in een hotel verblijven, maar overnachten we bij de lokale bevolking. De eerste stop was echter het eiland Taquile, met zo’n 1700 inwoners. We wandelden het hele eiland over, met als hoogste punt 4050m. Op het centrale plein waren festiviteiten bezig, iedereen was in feestkledij en er waren traditionele dansen aan de gang.

Na dit eiland vaarden we nog een uur verder op het meer. Deze keer niet meer in dikke trui met muts en handschoenen, maar zonder mouwen genietend van de zon. Het Titicacameer heeft trouwens een oppervlakte van meer dan 8000 km² en ligt op 3812m hoogte. Het vormt ook een natuurlijke grens tussen Peru en Bolivië, hoewel beide landen beweren dan ze 60% van het meer bezitten…

Op het eiland Amantani zouden we overnachten. Onze gastmama’s of -zusjes kwamen ons ophalen aan de haven. Wij gingen mee met Judith, een meisje van 14, bergop naar haar huis. Haar ouders en kleine broertje zouden we ’s avonds ontmoeten. Koen en Helena heben nog de klim gemaakt naar de top van het eiland, maar ik bleef beneden met de rest. Er moet hier al genoeg geklommen worden om overal naar toe te raken op dat eiland. Om 18u gingen we terug naar onze huizen om te zien hoe de mama’s het eten maken. In een klein keukentje, dat voor 70% vol lag met eucalyptushout (om het kookvuur mee aan te steken) zaten we tussen de rook van het fornuisje patatten te schillen. Het kleine broertje, Alex van 2 jaar, was er ook. Zo’n koddig ventje! In het begin was hij wat schuw, maar toen hij zag dat we ballonnen meehadden, begon hij al snel met ons te spelen. Even later kwam ook de papa, Flavio, terug van zijn akkers. De meeste inwoners van Amantani zijn boeren, ze kweken louter voor eigen gebruik en halen extra inkomsten uit het toerisme.

Na het avondeten was er een feestje in het dorp, speciaal voor de toeristen natuurlijk. We werden aangekleed in traditionele stijl, en Judith die met ons meeging leerde ons een simpele dans aan. Zoals elke dag hier komt de vermoeidheid snel, en om 21u30 zaten we alweer in bed. We sliepen dan wel in de mooiste kamer van het huis (schuldgevoel…), warm was het niet. De vier lagen konden we ’s nachts echt wel gebruiken! Om 6u waren we alweer wakker. Douchen is hier niet echt een optie, dus waren we snel klaar. Nog wat spelen met Alex, pannenkoeken als ontbijt eten en het was alweer tijd om afscheid te nemen van onze familie. Vreemd hoe snel je je toch wat verbonden voelt met de mensen. “Kom snel terug”, zeiden ze bij het afscheid, maar ik vrees dat dat toch niet voor direct zal zijn. We hebben hun adres, en zullen hen wat foto’s opsturen. Een kleine moeite, en als je zag hoe ze keken als ze de foto’s al op het kleine schermpje van het fototoestel zagen…

Na drie uur varen waren we bijna terug in Puno, maar niet vooraleer we stopten aan de Uroseilanden. Dit was echt vreemd… De Uros leven op eilanden, maar dan wel eilanden die volledig uit riet gemaakt zijn en dus los drijven op het meer. De Uros bouwden deze eilanden om de Inca’s te ontvluchten, maar de dag van vandaag zijn er nog steeds ruim 50 drijvende eilanden over. Hun bevolkingsaantal ligt nu op zo’n 3000 maar daalt snel, de jongere generaties trekken naar het vaste land… Om de eilanden in stand te houden moeten er in het droogseizoen om de 15 dagen nieuwe lagen riet aangelegd worden. Ook hun boten bestaan volledig uit riet en moeten dus om de zoveel tijd vervangen worden.

Ondertussen zijn we weer in Puno, de één al wat gezonder dan de ander. Ik heb voorlopig nergens last van (hout vasthouden), Jeroen moet zich serieus rehydrateren na een lastige nacht, en ook Koen begint wat gerommel te voelen in zijn darmen.

Morgen hebben we een lange  busrit voor de boeg naar Cuzco, zo’n 380km verder en 400m lager.

Hasta la proxima!